De Bossche schilder Jeroen Bosch heeft een scene op het rechter paneel van dit drieluik geschilderd die geïnspireerd is op het in zijn tijd alom bekende verhaal van het “Tondalus’Visioen”.
Een engel leidt Tondalus rond in de hel voorgesteld als een ommuurde vesting met een grote toegangspoort. Vlak voor deze poort is te zien hoe een verdoemde ziel, die aan zijn helm te herkennen is als soldaat, rijdend op een os, een plateau voortbeweegt met daarop een ketel waarin zich een non en een monnik bevinden. Omdat Tondalus ooit een koe heeft gestolen laat de engel hem vervolgens met een koe de smalle brug oversteken. De miskelk die de Tondalus-figuur op het drieluik vasthoudt verwijst naar heiligschennis, terwijl het zwaard waarmee hij doorboord is, waarschijnlijk verwijst naar hoofdzonde “woede”. Verder draagt hij aan een speer een witte doek en een vuurpot met zich mee. De witte doek is hier vermoedelijk bedoeld als lijkwade, terwijl de vuurpot hem mogelijk brandmerkt als ‘moordbrander’ (een brandstichter met dodelijke afloop).